“Fake green is één van de grootste gevaren in de strijd tegen de klimaatopwarming”
2 december 2019
Dagelijks worden we overspoeld door bedrijven, diensten en producten die claimen duurzaam of groen te zijn, terwijl ze het maar al te vaak níet zijn. Veel bedrijven trachten ‘minder slecht’ te doen, maar weinigen slagen erin echt goed te doen. Terwijl die overvloed aan greenwashing - of fake green - één van de grootste bedreigingen vormt voor ons klimaat in het decennium 2020. Hoe kan de consument immers nog objectieve keuzes maken en mee strijden tegen de klimaatverandering? “Er is dringend een remedie nodig tegen deze fake green epidemie”, zegt Nicolas Bearelle, CEO van vastgoedontwikkelaar Revive, bij de start van de klimaattop in Madrid. “De overheid moet ons beter wapenen, met objectieve tools die duurzaamheid écht meetbaar maken.”
Tegenwoordig is elk reclameblok gespekt met duurzame shampoo, groene auto’s, milieuvriendelijke hamburgers of zelfs klimaatneutrale keukenrobots. Niet-duurzame producten bestaan eigenlijk niet meer, zo blijkt. Je zou er optimistisch van worden. Maar de realist in mij weet dat minstens de helft van die groene claims nogal voor interpretatie vatbaar zijn. Dergelijke greenwashing maakt het voor de consument heel moeilijk om correcte, onderbouwde keuzes te maken. Net daarom is zo’n fake green erg gevaarlijk. Het ondermijnt onze strijd tegen de klimaatopwarming van de komende 10 jaar.
Een goed voorbeeld zijn de ‘stekkerhybrides’. Veel van die hybride auto’s brengen voor het klimaat eigenlijk weinig zoden aan de dijk. Bovendien nemen ze in openbare parkings de al weinig beschikbare laadpalen in beslag, ten nadele van volledig elektrische wagens. Die parkeerplaatsen - meestal net aan de uitgang gelegen - worden al te vaak een volledige dag bezet door een SUV met een batterij die enkel dient om de fiscaliteit te milderen en het beschikbare vermogen op te drijven.
Een ander en cynischer voorbeeld zijn de vele advertenties van oliebedrijven die claimen massaal te investeren in de energietransitie. Iedereen weet intussen dat hun lobbywerk net het omgekeerde bewerkstelligt: dat ze massaal investeren in het uitpersen van de laatste druppels van het businessmodel. Ik vraag mij af of ze bij hun marketingafdeling dan zelf staan te lachen met hun hersenspinsels.
Het lijstje is lang: “groene stroom” die eigenlijk uit kolengestookte centrales komt en via spotgoedkope emissiecertificaten wordt ‘vergroend’; “lokale producten” die hier enkel worden verpakt, of recycleerbare verpakkingen die toch in de verbrandingsoven belanden. En blijkbaar komt het gros van onze bloemen tegenwoordig met de boot uit Latijns Amerika. Je zal maar eens een boeketje cadeau doen.
Ik weiger dus om enkel naar de consument te kijken. We mogen niet verwachten dat iedereen elke dag opnieuw, bij elke aankoop, bij elk product, diepgaande research moet doen om te weten te komen welke ecologische voetafdruk er aan vasthangt. Dat is bovendien in de meeste gevallen veel te ingewikkeld. Daar is een grote verantwoordelijkheid weggelegd voor de overheid. Als de consument zijn weg niet meer vindt doorheen het fake green moeras, moeten de publieke instanties optreden. De overheid moet zelf objectieve tools aanbieden waarmee de consument correct kan inschatten hoe duurzaam zijn keuzes zijn.
Als ik zo naar mijn eigen domein kijk, de vastgoedsector, denk ik bijvoorbeeld aan de gecontesteerde mobiscore, die het Departement Omgeving begin deze zomer lanceerde. De uitwerking ervan stond misschien nog niet volledig op punt, maar het idee erachter is zeer waardevol: de Vlaming een objectieve maatstaf geven voor hoe goed een woning scoort qua duurzame mobiliteit.
Duidelijkheid scheppen is hier cruciaal, er heerst nog veel te veel angst om te zeggen waar het op staat. Als je geen appels met peren vergelijkt, heeft een woning in een buitengebied nu eenmaal een negatievere invloed op je globale carbon footprint, dan diezelfde woning in een stedelijk gebied. We moeten zo’n zaken durven benoemen, de consument heeft het recht om ze te weten. We kunnen zelfs nog verder gaan, bijvoorbeeld met een uitgebreidere versie van de mobiscore, waarbij nog meer criteria worden in rekening gebracht om een transparant beeld te geven van de ‘totale duurzaamheid’ van een woning.
Vergeet namelijk niet: die duurzaamheid staat in directe relatie met de toekomstige waarde van je woning. Banken beseffen al heel goed dat ze gebouwen met slechte energieprestaties beter niet financieren, omdat ze daardoor meer risico lopen op minwaardes. Ook hier heeft de consument recht op deze inzichten, omdat zijn woning een groot deel uitmaakt van het familiaal vermogen. De denkoefening voor zo’n scores kan je bovendien perfect in andere sectoren, voor andere producten maken.
Uiteraard ligt er daarnaast een groot deel van de verantwoordelijkheid bij de bedrijven zelf. Ze hebben het dan wel steeds vaker goed voor met onze planeet, vaak blijft de ambitie bij “de schade beperken”. Men wil te weinig echt het verschil maken, door met producten of diensten te komen die positief bijdragen - in plaats van enkel “minder slecht” te doen. Er heerst daarvoor nog te veel cynisme in de bestuurskamers. Pas als de top van een bedrijf echt wakker ligt van haar duurzaamheidsobjectieven, kan dit doorstromen tot in de vezels van de organisatie.
Een extra kritische blik op je eigen business, vanuit verschillende standpunten, kan een eye-opener zijn. Haal je als bedrijf écht het onderste uit de kan om je impact op het klimaat te minimaliseren? Neen? Claim het dan ook niet. Besef bovendien dat je er de komende 10 jaar ook economisch veel beter bij zal varen door integraal duurzaam te handelen. Want duurzame businessmodellen zullen op lange termijn meer waarde toevoegen voor de aandeelhouders. Future proof en ethisch ondernemen krijgen zo economisch steeds meer de bovenhand. “Doing well by doing good”, heet dat.
We kunnen de fake green trend nog omdraaien. De vraag is alleen: willen we? Gaan we tijdens deze twee weken durende klimaattop weer met z’n allen roepen dat we dringend actie moeten ondernemen, om daarna terug te keren naar de business as usual? Wat mij betreft mag het theater stoppen. Er is werk aan de winkel.
Nicolas Bearelle, CEO van Revive